zaterdag 8 september 2018

Creolen en zoutwaternegers

In Koloniaal Suriname werd in de slavenbevolking van onderscheid gemaakt tussen mensen van Afrikaanse herkomst, maar geboren in de kolonie en de nieuw aangevoerde Afrikanen.De eerste groep werd aangeduid met de term creool of criool. De tweede met de term zoutwaterneger of zoutwaterslaaf, soms ook als nieuwe neger.
In sommige slavenlijsten worden de genoemde mannen, vrouwen en kinderen met de aanduiding (al dan niet afgekort) creool en zoutwaterneger (zw. of zw.r) geduid.

 juni 1783 Schip Het Vaderland Getrouw arriveert uit Afrika met ca. 200 mensen


Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.10.01_124_0135
Nieuwe jongens Willem en Jek, nieuw meisjes Nellie en Fanny, boedel inventaris A. Blom en J.E.E. Griethuijsen, 8 februari 1800



Bron https://www.nationaalarchief.nl/  
NL-HaNA_1.05.11.14_293_0143

Plantage Lustwijk 3 september 1807
Nieuwe slaven  aangekocht 21 december ll



Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_298_0286
 Nieuwe slaven  aangekocht in de maand augustus



Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
 NL-HaNA_1.05.11.14_298_0288

 Plantage Munnikendam, 24 november 1788
Creolen en z.w.



Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_707_0321

 Plantage Croewasibo 27-28 april 1793
Aangekochte zoutwater slaaven



Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_708_0222

 
Plantage Den Briel 29 juni 1794
Zoutwater



Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_709_0203

Plantage Mondesir 17-18 december 1799
 Lijst met creolen en zoutwaterslaven



Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_709_0361




Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_709_0361




Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_709_0361




Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_709_0361
Of alle “zoutwaternegers” ook uit Afrika kwamen is niet helemaal duidelijk want er werden soms ook slaven ingevoerd uit het Caraïbisch gebied, die kwamen eigenlijk ook over zee.

1.05.11.14 Notarissen in Suriname tot 1828, inventarisnummers 293, 298, 707-709  
1.05.10.01 Gouvernementssecretarie invnr. 124

vrijdag 7 september 2018

Een familie van slaven

Mijn voormoeder Prinses van Van Meel (1714-1792) was samen met haar kinderen (3 zoons en 1 dochter), kleinkinderen en achterkleinkinderen eigendom van Alida Wossink en haar 3 achtereenvolgende echtgenoten. Toen Prinses in 1772 de vrijheid kreeg bleven haar nazaten in bezit van Wossink In 1785 kreeg Prinses haar oudste zoon Cojo vrij. Wossink en haar laatste echtgenoot Coetzee overleden kort na elkaar in het najaar van 1785. Prinses had het geluk dat haar hele familie bij elkaar was gebleven bij hun eigenares Ook daarna bleven ze bij elkaar. De meeste afstammelingen van Prinses konden in de jaren na 1792, 1798-1799 gezamenlijk hun vrijheid verwerven.

Niet alle slavenfamilies hadden dit geluk. In veel slavenlijsten van de plantages worden de slaven opgesomd in de volgorde: mannen, vrouwen, jongens en meisjes, zonder onderlinge verwantschap.
Toch zijn er ook lijsten waarin wel de verwantschap tussen moeders en kinderen wordt vermeld. Soms werden een aantal slaven echt aangeduid als een familie. Dit is echter alleen maar de relatie moeder-kind-kleinkind. Bij deze wijze van vermelden zijn ook broers-zusters te herkennen.
De vaders waren waarschijnlijk bij deze slavenfamilies bekend en mogelijk soms ook bij de eigenaren, maar werden niet geregistreerd. Het vaderschap speelde voor de slaveneigenaar geen enkele rol.

Boedelinventaris Sara Robles de Medina, 16 oktober 1802
 
Dulcina, mulattin met haar seeven kinderen ......
Betje met haar twee kinderen.......


Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_295_0820

Menja met haar kind Willem

Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_295_0821

 
Clara met haar kind Truij, Betanje met haar dochter Jeanne
Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_295_0821

Boedelinventaris de Vrije Daphina van Rocheteau, 10 februari 1810
Een familie slaaven bestaande in ........

Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_300_0182
 Een familie slaaven bestaande in......
Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_300_0183

 Boedelinventaris J.G. Reitsch, 11 november 1793
 
Pieter, alias Hendrik, mulat zoon van Kaatje......
Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_708_0273

Boedelinventaris Simon Abraham de Vries, maart 1794
Een neegerin genaam Affie met haar dochter Abena
Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_708_0292
de huijsmeid (Abena) met 't mulattemeisje Kettje & zoon Cojo, Winkeljonge & Champagne....
Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_708_0293
 
 De Grond Nieuw Weerga 29 juli 1804
......
Delia, criolin, dogter van de neegerin Carolina
.........

Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_708_0530
 Philip, criool voetebooy, Bras idem, beide kinderen van de negerin Carolina
Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_708_0530

Bron :
In het archief 1.05.11.14 Notarissen in Suriname tot 1828 zitten series Inventarisaties en prisaties (schattingen) van boedels. Het betreft meestal boedels en nalatenschappen bij overlijden.

Ik heb een aantal jaren tussen 1780-1810 nagekeken op informatie over de mensen die als slaven tot deze boedels behoorden. Er is veel informatie te vinden over de slavenbevolking zowel op plantages als in het huishouden van particulieren.


Bron https://www.nationaalarchief.nl/ het archief 1.05.11.14 Notarissen in Suriname tot 1828, inventarisnummers 293-301, 706-709

Familiegeschiedenis : Een huwelijk op joodse wijze

In 1787 trouwden Ezechiël Simons en Marianna Jacob Goedman, beiden van de Hoogduitse Joodse Natie


bron www.gahetna.nl
Het huwelijkscontract dat zij voor de religieuze huwelijkssluiting opmaakten is bewaard gebleven.

Bron: www.nationaalarchief.nl  NL-HaNA_1.05.11.14_134_0083a
 Simons bracht al zijn goederen in het huwelijk. Interessanter is wat Marianna, begeleid door haar vader Jacob Goedman inbracht namelijk: 600 gulden uit de boedel van Gerrit Jacobs, tot de assistentie van haar huwelijk volgens de teneur van zijn testament, en verder haar toekomende legaat uit de plantage Nieuw Meerzorg. 200 gulden van dit bedrag ging naar vader die daarvan een ledikant-bed met toebehoren moest laten maken. Verder  nog alle andere goederen die zij bezit, hetwelk alles in een te maken ketoeba zal worden gespecificeerd.
Er werd niet in gemeenschap van goederen gehuwd. De echtelieden konden niet aansprakelijk worden gesteld voor elkaars schulden.
De bruidegom zal de waarde van het gene dat door zijn bruid is ingebracht met 50% vermeerderen, volgens Joodse wetten gebruikelijk, en bij de ontvangst van dat bedrag zal daar meteen een Neger (slaaf) van gekocht worden voor dienst in de huishouding.
[ …………]
Bruid en bruidegom bezaten elk minder dan 5000 gulden
Getuigen: Samuel Fernandes en Aron Joseph Polak

Bron: www.nationaalarchief.nl 
NL-HaNA_1.05.11.14_134_0087
1.05.11.14 Notarissen in Suriname tot 1828, inventarisnummer 134 scans 0083-87

woensdag 5 september 2018

Met het geweer

In de USA zijn meer dan 300 jaar lang wetten ingevoerd die niet-blanken verbood vuurwapens te bezitten of te dragen, zowel slaven als vrijen.  Er is zelfs een overzicht van de raciaal geobsedeerde wapenwetgeving in de VS.

In  koloniaal Suriname daarentegen lukte het maar niet om de wapens te reserveren voor de blanken. Zie ook de index op de Gouvernementsjournalen.
Het corps  Zwarte Jagers of het Vrijkorps
Er werd zelf een militaire eenheid van vrije negers en kleurlingen opgericht om te strijden tegen opstandige weggevluchte slaven, die er zelf vaak ook in waren geslaagd om vuurwapens te bemachtigen.

Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
 NL-HaNA_1.05.10.02_657_0348 Vrijkorps
Het Koloniale Gouvernement nam diverse malen tussen 1760-1780 (met ook verwijzingen naar oudere besluiten) maatregelen om vuurwapens uit de handen van slaven, vrije negers, indianen en mulatten die geen lid waren van de burgercompagnieën te houden. Men probeerde tevergeefs ook wapens uit handen van de bosnegers te houden.

Toch werden ook op sommige plantages slaven bewapend met geweren, zoals  blijkt uit de inventarislijsten van plantages Meulwijk in juli 1781 en van de houtgronden Rust en Lust, en Waaksamheijd in juli 1805.
 

Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_706_0293, Plantage Meulwijk 1781


Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_708_0548, Rust & Lust en Waaksamheijd 1805

1.05.11.14 Notarissen in Suriname tot1828, inventarisnummers 706 en 708 
1.05.10.02 Raad van Politie inventarisnummers 223 en 224

Adellijke titels voor verworpenen der aarde

Kayeserin, Keurvorstin, Landgraafin, Hardogin, Graafin, Koonigin

Deze adellijke titels werden als naam gegeven aan enkele slavinnen op de plantage Maria Petronella  (inventaris 23-24 augustus 1801) :

Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_294_0208
 Kan het nog cynischer? 
Afrikanen die op de Surinaamse slavenmarkt werden verkocht kregen van hun eigenaar of de plantagedirecteur een nieuwe naam. Een van de manieren om iemand van zijn identiteit te beroven. Ook kinderen die in slavernij werden geboren kregen hun naam van de eigenaar. Meestal waren dat alledaagse christelijke namen Soms waren de namen gebaseerd op de bijbel, de klassieke oudheid en mythologie, en ook namen als Bonaparte en Napoleon ontbreken niet in de slavenlijsten.

Maar er waren ook pechvogels die een vreemde of bizarre naam toebedeeld kregen
Maanden : Januari enz.,  op de plantage Gelderland (inventaris 21 juli 1801):
Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_294_0075
Kaarten: Ruitenvrouw, Klavervrouw, Schoppenvrouw op plantage Boxel (inventaris 28 januari 1793)
Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_709_0119
Helemaal ellendig was je er aan toe met namen als Kakkerlak, Pierlala op plantage Limeshoop (inventaris 16 januari 1800): 
Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_293_0049
Gevalletje tropenkolder bij de naamgevers? Je zou het bijna denken
De nieuw aangekomen slaven met lachwekkende of vernederende namen zullen in eerste instantie niet hebben geweten van de betekenis van hun naam. Of ze er ooit achter zijn gekomen? En zo ja, dan kan men zich wel voorstellen hoe ellendig ze zich eronder hebben gevoeld.

Een enkeling staat in de slavenlijsten met een Afrikaanse naam. Zo kwam ik er achter dat  Quamina een mannennaam is. Was de Afrikaanse naam de oorspronkelijke naam of toch ook nieuw gegeven door de eigenaar?

Bron https://www.nationaalarchief.nl/ het archief 1.05.11.14 Notarissen in Suriname tot1828, inventarisnummers 293, 294 en 709

dinsdag 4 september 2018

Gedetineerd in Fort Zeelandia

Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.10.01_129A_0003

Het Fort Zeelandia aan de Surinamerivier diende in vroeger tijden niet alleen ter verdediging van Paramaribo en het achterland, maar ook als strafinrichting voor blanken, vrije mensen van kleur, en slaven.

Weglopers, onwilligen en, werkweigeraars en alle mogelijke overtreders op de plantages werden niet altijd op de plantage zelf gestraft. Soms werden ze naar Fort Zeelandia gestuurd om daar een straf te ondergaan.

16 oktober 1802 uit de Boedelinventaris van Sara Robles de Medina
Jansie, Quasie, Pina en Jollicoeur, gedetineerd in de Fortres Zeelandia
Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_295_0820
Pandi, Dirk, Gabriel, gedetineerd in de Fortresse Zeelandia

Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.11.14_295_0821
In het archief van de Raad van Politie zitten bij de notulen van de vergaderingen lijsten van gedetineerden in het Fort Zeelandia. Hier zijn enkele voorbeelden:

Lijst van gedetineerden in Zeelandia van 6 augustus 1781

Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.10.02_114_0781

 Lijst van gedetineerden in Zeelandia van 3 augustus 1784 (detail)

Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.10.02_124_0231

Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.10.02_124_0231

Lijst van gedetineerden in Zeelandia van 3 februari 1800 (detail)
 


Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
NL-HaNA_1.05.10.02_987_0125
 
Bron https://www.nationaalarchief.nl/ 
1.05.11.14 Notarissen in Suriname tot 1828, inventarisnummer 295
1.05.10.02 Raad van Politie inventarisnummers 114, 124 en 987

Hollandse lucht maakt soms vrij

De heer E.J. Coetzee vertrok op 8 april met twee slaven Lackey en Pita uit Suriname naar Nederland.
Ze reisden met het schip De Jonge Jan Frederik van kapitein Jan Godlieb Wilke.
Bron www.delpher.nl
De reizigers arriveerden in Nederland begin juni 1778
Coetzee reisde met Lackey en Pita in 1780 terug naar Suriname.
Op 15 mei vertrokken ze met schip De Jonge Jan Theodor van kapitein J. Reijgers. Ze arriveerden  in Suriname op 27 Juli 1780.
 
Bron www.delpher.nl
 
Bron www.delpher.nl
 
 E.J. Coetze overleed kort na zijn echtgenote Alida Wossink in november 1785. Zoals gebruikelijk werd er een boedelinventaris opgemaakt van de bezittingen van de overledene. Tot deze bezittingen behoorden ook zijn slaven.
Lackey die tussen 04 juni 1778- 15 mei 1780 met zijn eigenaar in de Nederlanden verbleef was een zoon van de vrije Prinses van Van Meel.  Prinses (mijn voormoeder) was in 1772 vrijgelaten door Alida Wossink, de latere echtgenote van E.J. Coetzee.
De analfabete Prinses nam een schrijver in de arm die voor haar in de pen klom.
In februari 1786 diende zij een rekest in bij de Raad van Politie in Suriname, waarin zij het volgende stelde: “Haar zoon en Pita waren wettelijk vrije mensen, gezien artikel 5 van het plakkaat van 23 mei 1776 van de Staten Generaal dat uit de koloniën meegenomen slaven stilzwijgend na een verblijf van 6 maanden in de Republiek als vrije mensen zouden worden beschouwd.”

Bron www.nationaalarchief.nl  
NL-HaNA_1.05.10.02_437_0128

Het plakkaat van de Staten-Generaal van 23 mei 1776
Bron www.nationaalarchief.nl  
NL-HaNA_1.05.10.02_224_0099 : detail van het plakkaat van 23 mei 1776
Het plakkaat werd ook in de Nederlandse pers gepubliceerd
 
Bron www.delpher.nl

Bron www.delpher.nl
 
Bron www.delpher.nl
 
Bron www.delpher.nl
Het plakkaat werd op 1 september 1776 in Suriname bekendgemaakt
Bron www.nationaalarchief.nl  
NL-HaNA_1.05.10.02_224_0101
Waren Lackey en Pita ervan op de hoogte dat ze eigenlijk vrije personen waren? In ieder geval maakte de heer Coetzee ze niet wijzer dan ze al waren en na terugkeer in Suriname bleven ze (volgens het door Prinses ingediende rekest) in zijn dienst als slaven.
Het kwam vaker voor dat eigenaren zich niets aantrokken van het plakkaat en hun slaven, na een langdurig verblijf niet de vrijheid gaven waarop deze recht hadden. (Zie notulen Raad van Politie 27 augustus 1781)
Onder verwijzing  naar het plakkaat van 23 mei 1776 art. 5 vond Prinses dat haar zoon als vrij man moest worden beschouwd.
Waarom heeft Prinses de slavenstaat van haar zoon niet veel eerder aangevochten? Ondanks de ogenschijnlijke goede verhouding met het echtpaar Coetzee-Wossink verkeerde ze toch in een te afhankelijke positie van deze machtige en zeer rijke mensen. Haar andere kinderen en kleinkinderen waren ook nog steeds eigendommen van haar werkgevers. Pas in 1785 slaagde ze erin om haar oudste zoon Cojo (gedoopt Joseph) vrij te krijgen, na hem te hebben gekocht van haar voormalige meesteres.
Na het overlijden van het stel Coetzee-Wossink in november 1785 zag ze haar kans schoon en begon ze een procedure om Lackey en ook Pita vrij te krijgen
De executeur van de nalatenschap van Coetzee, C. Juliaans reageerde ten behoeve van  de erfgenaam van E.J. Coetzee, een in Nederland wonende tante, en beweerde dat Coeztee volgens artikel 5 van het plakkaat bij de Hoog Mogenden verzocht had om de slavenstaat van zijn persoonlijke bedienden te continueren, maar kon daarvan geen bewijs overleggen en vroeg uitstel om alsnog met bewijzen te komen. Hij wees de vrijlating van Lackey en Pita af. Het Hof gaf Juliaans 8 maanden de tijd om met bewijzen te komen.
Het waren 8 spannende maanden voor Prinses. Kwam met elk schip dat in de haven van Paramaribo arriveerde het schriftelijke bewijs dat Lackey en Pita geen aanspraak konden maken op hun vrijheid?
Maar er kwam geen bericht uit Nederland.
Voor Prinses gold toen: geen nieuws, goed nieuws.
Eind november liet de opgeluchte Prinses een deurwaarder op C. Juliaans afsturen met de eis om Lackey uiterlijk op 4 december 1786 vrij te laten. Op 30 november vervoegde ze zich persoonlijk bij huize Juliaans om haar zoon op te eisen.
Op 11 december 1786 na het verstreken van de termijn van 8 maanden klom er weer iemand ten behoeve van Prinses in de pen. Ook stelde de heer A. Lemmers zich beschikbaar als borg voor Lackey en Pita.  Een borgstelling was een vereiste om de vrijheid te krijgen, zodat de voormalige slaaf niet te laste zou komen van de gemeenschap.

Bron www.nationaalarchief.nl   NL-HaNA_1.05.10.02_440_0284


Ondanks de tegenwerking van Juliaans slaagde Prinses uiteindelijk erin om Lackey en via een straatvoogd Pita als vrije mannen te laten erkennen door het gezag in Suriname. Op 14 december kregen Lackey en Pita de vrijheid waarvoor Prinses zich zo vurig had ingezet en het Hof veroordeelde de heer Juliaans om de kosten voor de gehele procedure betalen.
Maar het werk van Prinses van Van Meel was nog niet gedaan. Nog een zoon Quassie en haar dochter Coba, evenals haar kleinkinderen leefden nog in de staat van slavernij.
 Bronnen
1.05.10.01 Gouvernementssecretarie invnr. 11 scan 0346
1.05.10.01 Gouvernementssecretarie invnr. 12 scan 0045
1.05.10.02 Raad van Politie invnr. 114 scans 0479-485
1.05.10.02 Raad van Politie invnr. 170 scans 0119, 343, 557
1.05.10.02 Raad van Politie invnr. 224 scan 0099, 101
1.05.10.02 Raad van Politie invnr. 437 scans 0125-139
1.05.10.02 Raad van Politie invnr. 440 scans 0277-286
1.05.10.02 Raad van Politie invnr. 657 scans 0279-280