1863 1-juli: Vrijheid
Tsja, je was geen slaaf meer:
Je werd niet gebrandmerkt, je was geen eigendom van een ander, je was een rechtspersoon, kon contracten sluiten, notariële verbintenissen aangaan, trouwen, ouders hadden nu het gezag en ouderschap over hun kinderen, familieleden konden niet meer door verkoop worden gescheiden, je was de baas over je eigen bescheiden inkomen, je was ingezetene van de kolonie en werd ingeschreven in de Burgerlijke Stand, en mocht geschoeid over straat gaan. Zomaar wat rechten van vrije mensen die daarvoor aan slaven werden onthouden.
32.911 Surinaamse slaven kwamen vrij in 1863, maar veel reden tot juichen hadden de meesten niet, want in Suriname werden de ex-slaven in de leeftijd tussen 15-60 jaar verplicht om in de eerste tien jaar na de afschaffing van de slavernij op plantages tegen een laag loon blijven werken. Ze moesten daarvoor een contract sluiten.Kinderen tussen 12-15 jaar en 60++ die wilden werken kregen ook een livret. Kinderen tussen 12-15 jaar en 60plusser konden als ze dat wilden, werken naar hun fysieke vermogen. De vrijgemaakten stonden in die periode onder bijzonder toezicht van de staat: het Staatstoezicht. Alleen mensen die een ambacht uitoefenen, zoals timmerman of wasvrouw vielen niet onder het toezicht.
1863 begin juli-september : van slavernij naar loonslavernij
De vrijverklaarden waren begin juli vrij om naar andere plantages te reizen. Velen gaven de voorkeur aan plantages dichter bij de stad of een plek waar ze meer konden verdienen. Verhuizen gaf een gevoel van vrijheid
Op 6 juli moest iedere vrijgemaakte verplicht weer aan het werk. Vanaf 1 september was er een identificatieplicht via een livret waarop hun werkgever stond vermeld. September 1863-juli 1873 : onder het Staatstoezicht
De Emancipatiewet bepaalde dat vrijgemaakten met toestemming van de gouverneur al eerder uit het Staatstoezicht konden geraken door goed en arbeidzaam gedrag. Dit lukte maar weinigen.
Ontslagen van het Staatstoezicht door goed gedrag |
In de districten vielen de vrijgemaakten onder het gezag van de districtscommissarissen. Deze functie werd daartoe speciaal in 1863 ingesteld.
Vooral jongeren trokken in Suriname van de ene naar de andere plantage. Veel vrijgemaakten, maar vooral vrouwen, wilden in de stad werken. De gouverneur en de districtscommissarissen wezen bijna alle aanvragen van vrijgemaakten zonder vakbekwaamheid om naar de stad te gaan af.
Alleen met een stedelijke arbeidsplek, een familielid dat borg wilde staan, of een medische verklaring van arbeidsongeschiktheid voor het veldwerk mocht men naar de stad.
Vrijgemaakten die een vak uitoefenden en daarom niet verplicht waren tot een contract verhuisden naar de stad. Als winkelier, huisbediende of marktvrouw hadden ze in Paramaribo een beter bestaan en konden zich opwerken uit de ergste armoede.
Ter gelegenheid van de verjaardag van de koning werd jaarlijks een klein aantal gelukkigen door de gouverneur van het staatstoezicht ontheven. Hun namen werden in de krant vermeld
Ontheven van het Staatstoezicht op de verjaardag van de koning |
Sommigen probeerden onder het staatstoezicht uit te komen door een huwelijk aan te gaan met een vrije partner. Maar dat lukte ook maar zelden.
Ontheven van het Staatstoezicht door huwelijk met een vrije |
Door deze beperkende maatregelen steeg het aantal wetsovertredingen in de periode van het Staatstoezicht enorm. Werkloosheid, zwerven, meedoen aan ‘heidense’ rituelen (winti) werden gecriminaliseerd. Voortdurend werden er in de Surinaamse kranten starfmaatregelen afkondigd tegen zwerven, lediggang, landloperij en bedelarij. Duizenden werden veroordeeld voor onwil om te werken.
Het sociaal-economisch bestaan van de vrijgemaakten op de plantages was na 1863 vaak nog zwaarder dan in de tijd van de slavernij. Men draaide lange arbeidsdagen tegen een laag loon. Er was nauwelijks nog tijd om voedsel te verbouwen op de kostgrond, als men die al niet was kwijtgeraakt door naar een andere plantage te verhuizen. Dure levensmiddelen konden in een winkel op de plantage worden gekocht. Vrouwen kwamen moeilijker aan werk en verdienden een kwart minder. Hoe het met de kinderarbeid was gesteld laat zich raden. Bejaarden en zieken zaten vaak zonder inkomen.
1863-1873: Loonslavernij - overgangsperiode naar immigratie van contractarbeiders
Door de verplichting voor de ex-slaven om tien jaar onder het staatstoezicht betaald werk te verrichten op een plantage naar keuze, kregen de plantagehouders genoeg tijd om naar nieuwe werkkrachten te zoeken die het slavenwerk konden overnemen.
Al voor de afschaffing van de slavernij werden contractarbeiders op de plantages aangenomen. Tussen 1863-1873 ging dit gewoon door.
Deze contractarbeiders werden buiten Suriname geworven. In 1853 werken er reeds Chinese contractarbeiders in Suriname. Hun aantal was in 1873 opgelopen tot 785. Na afloop van hun contract vestigden ze zich vaak als winkeliers in Paramaribo. In 1869, nog tijdens de periode van het Staatstoezicht, kwamen 46 Hindoestanen uit Brits-Guyana op Surinaamse plantages werken. Plannen om grootschalig contractarbeiders in te voeren waren omstreden.
Tegenstanders vreesden door massale immigratie een nog verdere verslechtering van de toch al zwakke maatschappelijke positie van de vrijgemaakte negers.
Voorstanders vreesden een ineenstorting van de Surinaamse landbouw na 1873. Sommigen pleitten zelfs voor verlenging van het Staatstoezicht.
De voorstanders van immigratie wisten hun gelijk te halen
1873 Eindelijk vrij, maar met lege handen
Na het einde van het Staatstoezicht in 1873 verkozen de meeste vrijgemaakten de stad boven de plantages. De opengevallen arbeidsplaatsen op de plantages werden ingevuld met immigranten eerst uit India en later uit Java. Deze immigranten werkten onder dezelfde zware omstandigheden als de slaven voor 1863 en de loonslaven na 1863. Na afloop van hun contract konden ze kiezen: vrije terugreis naar land van herkomst of zich vestigen in Suriname. In het laatste geval kregen ze een stuk landbouwgrond in eigendom. De slaven die in 1863 vrije mensen werden en nog 10 jaar verplicht loonslaaf waren hebben nooit grond gekregen. Ze stonden met lege handen.
1863-1873 Ontheven van het Staatstoezicht : enkele gelukkigen
De achternaam Elster werd in 1863 gegeven op de plantage Concordia, Deze plantage was eigendom van mijn voorouders |
Ontheven van het Staatstoezicht op de verjaardag van de koning |
Ontheven van het Staatstoezicht op de verjaardag van de koning |
Een bijzonder geval was Willem Zandpoort die in october 1866 drenkelingen het leven had gered.
Zijn heldendaad haalde zelfs de kranten in Nederland en de Oost.Willem Zandpoort |
Willem Zandpoort |
Willem Zandpoort |
Willem Zandpoort |
Willem Zandpoort |
Willem Zandpoort staat in de emancipatiedatabase van 1863 ingeschreven als Zandfoort.
Voornaam Willem
Achternaam ZandfoortSlavennaam Willem
Geslacht man
Leeftijd 18
Beroep Timmerman
Godsdienst EBG
Plaats plantage Vossenburg
Verblijfplaats Vossenburg
Provincie plantage Commetewane
Borderelnummer PL214
Opmerkingen Zoon van Flora Zandfoort; geboortejaar 1845. Blijkens borderel slavennaam Wellington; blijkens borderel leeftijd 21 jaar. Blijkens proces-verbaal maart 1863 en blijkens verklaring W. van Tholl, gezagvoerder plantage Vossenburg, verblijvend te Paramaribo bij timmerman W. Vlijtman; [Zandvoort manumissienaam uit 1834, 1838 en 1851]
Bronnen:
http://www.slavernijenjij.nl/de-afschaffing/staatstoezicht-en-emancipatie/ http://www.surinamewebquest.nl/creolen.html
www.gahetna.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten