In de rubriek Dagboek in de Volkskrant staat vandaag een fragment uit Reize naar Surinamen, geschreven door Johan Gabriel Stedman, waarin de wrede straf die een slavin kreeg omdat ze haar targets niet had gehaald staat beschreven.
De militair Stedman die was ingehuurd om de opstandige weggelopen Marrons te bestrijden, was niet direct een tegenstander van de slavernij, maar uitte in dit fragment wel zijn verontwaardiging over "de onmenselijkheid waarmee de kolonisten de schepsels behandelen die aan hun macht zijn onderworpen."
In zijn reisverslag verhaalde hij regelmatig over de wreedheid waarmee de slaven in Suriname werden behandeld.
Zo ook in deel III, hoofdstuk XXVII, blz. 304-306 (uitg.Amsterdam, 1800, facs. 1974, S.Emmering, Amsterdam) de gebeurtenissen op de plantage Katwijk, eigendom van het echtpaar Coetzee. Stedman verbleef enige tijd als gast op deze plantage.
Met name mevrouw Coetzee werd neergezet als een uiterst onmenselijk wezen. Een jonge slaaf Jacky, die de glazen naar de mening van zijn meesteres niet goed genoeg had gewassen en gegeseld zou worden ontsnapte aan zijn straf door zich dood te schieten, liggend in het bed van zijn meester. Een slavin Yvette werd zwaar gekastijd vanwege een bepaalde opmerking over mevrouw Coetzee, en later nog een keer omdat ze een andere "mevrouw" onbeschoft zou hebben aangekeken.
Deze wreedheden vonden plaats in begin 1773.
Mevrouw Coetzee was niemand minder dan Alida Wossink, die in 1772 mijn voormoeder Prinses van Van Meel de vrijheid schonk en haar ook na haar vrijlating in haar huishouden in dienst hield.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten