“Hoe heerlijk schetst de kunst hier CAPITEIN, den Moor?
Hoe straalt de schranderheid hem uyt de zedige oogen?
Hoe steekt welsprekendheid op zyne lippen door?
Wat toont de mond een ziel vol vrede, en laag geboogen?
Juicht Mooren! Want uw heil breekt door de wolken heen:
Doet God uw’ landgenoot zyn groote daaden preken
En sterkt dat door zyn Geest, uw hart, al was’t van steen,
Zal boetvaadrigheid aan duizend stukken breeken,
Op day het zalig licht schyne in de duisternis
En gy dien HEILAND ziet, die ’t heil der heidenen is.”
Conradus Anthoni Swyghuizen
Dit gedicht is de tekst onder het portret van de eerste zwarte dominee ter wereld, Jacobus Elisa Capitein.
Collectie Ver Huell |
Jacobus Elisa Joannes Capitein, uit slavenouders geboren aan de Goudkust in West-Afrika werd als 8 jarig jongetje verkocht. Hij had geluk dat hij uiteindelijk terechtkwam bij een koopman die hem meenam naar Nederland. De jongen werd christelijk opgevoed en in 1735 gedoopt. Jacobus kreeg een goede scholing en studeerde in 1737 theologie in Leiden. In 1742 werd hij predikant. Na een aantal predikbeurten in verschillende Nederlandse kerken werd hij uitgezonden naar St. George Elmina om daar te dienen als geestelijk verzorger van de WIC dienaren en het christendom onder de Afrikanen te verspreiden. Hij had zowel bij de bleekscheten en de negers weinig succes in zijn werk. Jacobus wilde met een Afrikaanse trouwen, maar door kerkelijke tegenstand vanuit Nederland moest hij daarvan afzien. Uit Nederland werd hem een blanke vrouw gestuurd waarmee hij in 1745 trouwde. Jacobus probeerde tevergeefs ook nog in de handel zijn geluk. Hij stierf in 1747.
Uit de vele biografische papjes die over Jacobus Capitein zijn gebrouwen lepel ik hier enkele krenten op.
In zijn werkstuk “De servitute, libertati christianae non contraria" ( “Staatkundig-godgeleerd onderzoekschrift over de slaverny, als niet strydig tegen de christelyke vrijheid”, 1742) vond Capitein dat de christelijke vrijheid geestelijk opgevat moest worden en niet met de lichamelijke slavernij in strijd was. Hij meende zelfs, dat, als de slavernij onder de christenen werd ingevoerd, de maatschappij van veel leeglopers en bedelaars zou worden verlost.
Kijk, zo’n man daar heb je nou wat aan!
Officieel stierf Jacobus Capitein op 1 februari 1747, maar dit smakelijke verhaal vond toch nog zijn weg naar van der AA’s Biografisch Woordenboek:
“Op de plaats zijner bestemming aangekomen zijnde, deed hij welras omvraag naar zijne bloedverwanten, onder welke misschien ook zijne ouders nog leefden, had het genoegen die op te sporen, en was zwak genoeg, om te hunnen gevalle, met verloochening van het Christendom, dat in hem zoowel geworteld scheen, op nieuw een bijgeloovige Heiden te worden. Althans op die wijze heeft men gemeend te moeten verklaren het destijds uit Delmina gekomene berigt, dat hij, na niet lang aldaar geweest te zijn, landwaarts in gereisd en onder zijne natie verdwenen is. Het kan echter ook zijn, dat hij op reis overleden, of misschien wel door zijne heidensche stamgenooten omgebragt”
Mooi! Een paar transcriptiefoutjes:
BeantwoordenVerwijderen(zyn)' (groote daaden)
(zal) in (boetvaa)rd(igheid)
(op) dat
heidnen
Vriendelijke groet,
M. Helder