Princes (ook wel geschreven als Prinses) was het eigendom van het echtpaar Van Meel-Wossink
In 1771 stierf Jan van Meel en in 1772 gaf zijn weduwe Alida Wossink aan Princes de vrijheid.
"Uit hoofde van de getrouwe diensten door eene haerer slavinnen genaamd Prinses aan haar een geruime tijd beweesen, wel geneegem was… om haar uit de staat der slavernij te ontheffen"…. Prinses "is in staat zich zelve te alimenteren door een dagelijkse broodwinning"… als ze vrijdom heeft verkregen "sy gebenificieerd sal worden met een erff en daar op synde gebouwen gelegen buiten Paramaribo"
Bron NL-HaNA_1.05.10.02 Raad van Politie in Suriname invnr. 408 scans 0237-0248www.gahetna.nl NL-HaNA_1.05.10.02_408_0239 |
www.gahetna.nl NL-HaNA_1.05.10.02_408_0240 |
Over de herkomst van Prinses heb ik helaas niet veel kunnen achterhalen.
In een Inventaris van de plantage Katwijk 1759 (zie verderop) staan in de lijst van slaven de volgende namen die voor dit onderzoek interessant kunnen zijn.
Mannen:
Quassie (kuiper, 525 gldn),
Codjo (snijder en voetebooy, 500 gldn)
Wijven:
Prinses (wasvrouw en kokkin, 750 gldn),
Coba (breister, 490 gldn)
Kettie met de krabbejas (350 gldn) (zie ook 1782 vrijdom Kettie door Prinses)
Jongens :
Quassie (300 gldn),
Laky (150 gldn)
Meisjes :
een kleine Coba, (stopster, 280 gldn
Bron: NL-HaNA_1.05.11.14 Notarissen in Suriname tot 1828 invnr. 692 scans 0861, 0869-0874De namen Prinses, Quassie, Codjo,Coba en Lacky zijn hier van belang. De kinderen van Prinses dragen deze namen. Ook de naam Kettie is interessant want in 1782 gaf Prinses een door haar gekochte slavin Kettie de vrijheid.
De Plantage Katwijk ter grootte van 500 akkers werd door gouverneur Mauricius in 1746 uitgegeven aan de - toen dertienjarige - Alida Maria Wossink (1733-1785) uit Paramaribo, dochter van Andries Wossink (?-1746) en Maria Anna Lemmers (1705-1789). In 1748 trouwde Alida met Christiaan de Nijs Door zijn huwelijk werd hij mede-eigenaar van de plantage, die ongetwijfeld door hem is ontgonnen en als koffieplantage is aangelegd.
In 1759 werd van de plantage een inventaris opgesteld. Katwijk was toen al een grote koffieplantage met 159 slaven, en een getaxeerde waarde van HFL. 150.660,-. de Raad-Fiscaal Jan Willem van Meel (1741-1771), die Katwijk in 1770 met 200 akkers achterland vergrootte was de 2e echtgenoot van Alida Wossink. Het derde huwelijk van Alida Wossink was met Everhardus Jacobus Coetzee (1743-1785)
Als vrije vrouw noemde Prinses zich de vrije Prinses van Van Meel, ook wel de vrije Prinses van Coetzee.
Princes bleef echter in dienst van de weduwe Van Meel. Ze had 4 kinderen die bij de wed. Van Meel nog in de staat van slavernij verkeerden: Quassie, Codjo, Lackey en Coba. Ze slaagde erin om in ieder geval drie van haar kinderen vrij te krijgen: Codjo (1785), Lackey (1786) en Coba (1791)
Het woonhuis van de weduwe Van Meel-Wossink, waar Prinses van Meel en haar kinderen en kleinkinderen als slaven woonden en werkten bestaat nog en heeft als huisnummer Plein 002 en is bekend als het Duplessis huis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten