Op 19 juni 1784 arriveerde Jochem Grim, kapitein van de Vrouwe Ida Agatha in Suriname na een reis van 8 weken van de kust van Guinee. Grim was al in januari aan de Afrikaanse kust om slaven te kopen en hij vertrok pas in maart-april met een vol ruim met 300 geroofde Afrikanen bestemd voor
de Surinaamse slavenmarkt. Grim adverteerde enkele keren in een Surinaamse krant dat
hij goede Cormantijnse slaven te koop aanbood.
Uit de archieven blijkt dat een aantal Afrikanen door het
Gouvernement werden gekocht, waarvan tien bestemd waren voor opname in het Vrijkorps ook bekend als het Korps Zwarte Jagers
Het Vrijkorps was een legereenheid opgericht in 1772 en
bestemd om te worden ingezet tegen de binnenlandse vijanden, namelijk de
opstandige Marrons. Slaven die dienden in het Vrijkorps verkregen in ruil voor hun dienst de vrijheid. Ook “vrije negers en mulatten” konden vrijwillig dienst nemen in
het Vrijkorps. Door ziekte en sterfte was er behoefte aan nieuwe recruten.
Op 31 augustus werd besloten om de tien Afrikanen te kopen,
zodat ze konden worden ingezet tegen weglopers en opstandige “negers”.
Al eerder waren op 23 juli 18 mensen uit het schip van Grim
door het Gouvernement aangekocht om op de plantage Worstelings Jacobs te worden
geplaatst.
Bronnen:
NL-HaNA 1.05.10.01 Archief Gouvernementssecretarie, inventarisnummers 13 en 120
NL-HaNA_1.05.10.02 Archief Raad van Politie inventarisnummers 124 en 170
Geen opmerkingen:
Een reactie posten