woensdag 7 december 2011

Kerstboomfeest te Arnhem in 1859

Het kersboom-feest te Arnhem

Welk een gejoel daar buiten bij het Velperplein! Overal troepjes kinderen die het schrikkelijk druk hebben – overal moeders en kindermeiden met bolwangige dreumissen, die op trompetjes toeten, of prenten, ten onderste boven gehouden, bewonderen, of de geheimen eener poppen-kleeding zoeken te doorgronden.


Collectie Ver Huell


Het gedrang wordt nog digter.
Daar ontdek ik den oorsprong van dien kinderstroom.
Uit de zaal van Musis Sacrum komt de vrolijk juichend troep.
Laat ons eens even gaan kijken wat daar binnen te koop is.
Te koop, niets – maar te krijgen genoeg! Ziet! Twee reusachtige kesrboomen, beladen met schatten – schatten allen bestemd voor die kleine wereld, die er omheen krioelt, tusschen mijn beenen doorkruipt, en kraait en lacht, en trommelt en fluit, en op harmonica’s blaast en op violen jingelt dat het haast is om dol te worden.


Om dol te worden althans, zoo me niet het geluk heeft van vader of broeder van eenig deel van dat genietend volkje te zijn.

En niettegenstaande dit dolprettige geraas, blijft een dozijn jonge dames, alle mooije, frissche Geldersche meisjes met onvermoeibare vlugheid, met oogen, gloeijende van geluk over het geluk, dat zij rondom zich mogen verspreiden, heen en weer trippelen van de kist, waarin de prijzen liggen, naar de leuning, waarover die tegen de loten worden ingeruild.
Collectie Ver Huell

Voor ieder vriendelijk kindje, voor ieder beleefd moedertje hebben zij een vrolijk, aardig woordje ; voor elken lomperd of zanikert een greetigen kwinkslag of flinke terechtwijzing.
Waar is mijn landsman Cremer, om in goed, leesbaar Geldersch alle uitroepingen van naïve opgetogengheid en jolige tevredenheid terug te geven, die ik om en onder mij, met alle mogelijke stemgeluiden hoor uitpiepen en uitbrommen.
Want het zijn niet alleen kinderen die men er ziet, maar ook deftige heerenknechts en gehoedde dienstmaagden, ook boerenlummels die als kleine jongens met hun prijzen ronddansen, en verjeugdigde grootvaders en goortmoeders, en oude militairen, die met hun grijze snorren over de gladde kindergezigtjes borselen.
En allen zijn gelukkig, gelukkig, gelukkig!. De zorgzame huismoeders met warme dassen, of polsjes, of poesjes – de kinderen met mooije, nuttige boekjes en potlooden, vaandels, prenten, ballen, kaarten, dozen, kokers, poppen, pennen en de hemel weet al wat niet meer.
Ook de arme weesjes zijn niet uitgesloten van dit vreugdevolle feest, en behoeven de hoofden niet treurig af te wenden van al het mooi’s zoo als de weesmeisjes op de vene diep gevoelde als meesterlijk behandelde schilderij, de Kermis van den nog zoo jeugdigen Burgers.
Neen allen zijn vrolijk, allen zijn tevreden, allen zijn gelukkig!

-------------------------------------------------

En na dien avond volvan drukte en genoegen, zal menige moeder haar lieveling de knietjes hebben doen buigen, om den zegen van den Vader in den hemel af te bidden voor de goede menschen, die de kindertjes van den arme niet vergaten – en menig paar ruwe en verweerde handen zal zich gevouwen hebben ok God te smeeken, de rampen van het gezin van de menschlievende rijke af te keeren, waardoor zowel het hardsteenen paleis als de kleinste woning der ellendigste achterbuurt kan getroffen worden!
Alexander V.H.
(Overgedrukt uit de Tijdspiegel 1859, Afl. 2)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten