Slaven in de familie : slavenhouders
In een eerdere blog heb ik iets in het kort geschreven over mijn voorouders en de plantages waar ze vandaan kwamen of die ze in eigendom hadden. Ik ga hier nu wat dieper in op de herkomst van mijn voorouders die tot 1863 slavenhouders waren, namelijk William Elder en zijn nazaten, evenals zijn schoondochter Elisabeth van Bruijning.
Begonnen als landarbeider wist William Elder zich op te werken tot directeur van de plantages Agenoria en Kent.
plantage directeur met twee slaven Surinaamsche schetsen en typen, 1850 Collectie Ver Huell |
In 1825 wordt William Elder in de Surinaamsche Almanak genoemd als (mede)-eigenaar en directeur van de suikerplantage Concordia in het district Saramacca. Enkele jaren later werd er overgeschakeld naar de verbouw van koffie.
Het aantal slaven op Concordia liep in de loop der jaren op van 37 slaven in 1836 tot 95 slaven in 1863
Manumissies door de Familie Elder 1838-1861
Tussen 1838-1862 werden 10 slaven en slavinnen gemanimutteerd, dat wil zeggen vrijgelaten door de diverse leden van de familie Elder. Tussen 1832-1863 werd in Suriname een register bijgehouden van vrijgelaten slaven, het manumissieregister. De namen van de vrijlaters en vrijgelatenen kan men vinden bij het Nationaal Archief.
William Elder stierf in 1844, zijn weduwe Jenny van Elder, een voormalige slavin werd eigenaresse van de plantage en liet deze bij testament na aan haar 8 kinderen. Jenny stierf in 1846.
bron KB |
Verzoek van William Elder in 1835 om overplaatsing van slaven van plantage naar zijn huishouden.
De slaven werden onttrokken aan het kapitaal van de plantage, en eventuele schuldeisers en aandeelhouders konden bezwaar maken tegen de waardevermindering van de plantage
Afschaffing van de slavernij in 1863
Op de website van het Nationaal Archief in Den Haag staan de gegevens over slaven en eigenaren, die zijn verzameld in verband met de afschaffing van de slavernij, de emancipatie van 1863. Je vind er de namen van de slaven, hun leeftijd, beroep en godsdienst, soms ook gezondheidstoestand en op welke plantage ze verbleven, of dat ze in Paramaribo woonden. Van de eigenaren vind je de woonplaats en het bedrag dat ze voor de vrijgemaakte (gezonde) slaven ontvingen.
De eigenaren van de slaven kregen per slaaf 300 gulden vergoeding. De eigenaren in Suriname en op de Antillen werden gecompenseerd met gelden verdiend aan het Cultuurstelsel in Oost-Indië.Nederland schafte de slavernij al eerder in 1860 af in Oost-Indië. Alleen staat het Nederlandse slavernijverleden in de Oost niet zo in de belangstelling.
Er werd fl 24.225,00 over de plantage Concordia uitgekeerd aan de familie Elder, die elk 1/8e deel kregen.
De slaven en eigenaren van de plantage Concordia in de emancipatiedatabase van het Nationaal Archief beschreven onder de borderelnummers PL043 en PL044
Bron |
Alle slaven op Concordia behoorden tot de het kerkgenootschap van de Evangelische Broeder Gemeente
De slaven kunnen worden onderverdeeld in:
15 mannelijke veldarbeiders in leeftijd variërend van 22-67 jaar.
21 vrouwelijke veldarbeiders in leeftijd variërend van 21-50 jaar.
8 timmermannen in leeftijd variërend van 19-45 jaar.
2 huismeiden en 1 vrouw bij huis in leeftijd variërend van 30-42 jaar.
1 kok 39 jaar
1 wasmeid 35 jaar
1e officier 34 jaar
2e officier 39 jaar
1 veewachter 36 jaar (bleek lepra te hebben, over hem werd geen vergoeding betaald)
1 creolenoppaster (paste op de kinderen van de slavinnen die aan het werk waren) 50 jaar
5 mannelijke slaven zonder beroep van respectievelijk 54, 62, 72 en 82 jaar
6 kinderen (jongens en meisjes) werkend op steen (metselwerk) tussen 9-12 jaar.
10 kinderen spelend tussen 2-9 jaar
5 zuigelingen in leeftijd variërend van 3 maanden tot 1 jaar.
In Paramaribo verbleven bij de daar wonende leden van de familie Elder in totaal 16 huisslaven en –slavinnen afkomstig van Concordia. De meeste waren tussen de 4 en 16 jaar, en 3 waren volwassen (22-32 jaar)
Volgens de gegevens waren er 2 mulatten onder de slaven. Dat wil zeggen dat ze een blanke vader hebben gehad. Het is de vraag of ze door een Elder waren verwekt, want de Elders waren zelf ook mulatten met een blanke vader en zwarte moeder.
Diverse leden van de familie Elder bezaten behalve slaven op Concordia ook nog andere slaven op andere plantages.
Mijn directie voorvader William Elder junior was voor 1863 overleden.
De 3 kinderen van William Elder junior en Elisabeth van Bruijning waren mede-erfgenamen van Concordia voor 1/24e deel en kregen voor dat aandeel de vergoeding over de slaven uitgekeerd
Elisabeth van Bruijning eigenares van de Dankbaarheid in Saramacca
Elisabeth van Bruijning was de schoondochter van de oude William Elder. Haar schoonzoon W.H.K. Nielo (mijn betovergrootvader) was directeur van deze plantage
De slaven van Elisabeth Bruijning staan in de emancipatiedatabase beschreven onder borderelnummers PE202 en PL053
Slavenmacht op plantage de Dankbaarheid in Saramacca (niet te verwarren met de plantage Dageraad en Dankbaarheid aan de Boven Cottica)
2 mannelijke veldarbeiders van 32 en 55 jaar
3 mannelijke delvers tussen 38 en 41 jaar
1 vrouwelijke delver van 42 jaar
(3 delvers waren gehuurd van een andere plantage)
1 mannelijke bediende 22 jaar
1 vrouwelijke bediende 29 jaar
1 meisje van 3 jaar.
Delvers moesten waarschijnlijk de sloten en kanalen graven die de plantages moesten afwateren
In Paramaribo verbleven (waarschijnlijk in de huishouding van Elisabeth van Bruijning), maar afkomstig van de plantage de Dankbaarheid:
1 slavin zonder beroep van 56 jaar
1 vrouwelijke bediende van 30 jaar met haar dochter van 5 jaar en zoontje (leeftijd niet ingevuld)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten